Beugel (orthodontie)

Je krijgt een beugel als je tanden naar voren staan. Of als je tanden en kiezen niet goed op elkaar passen. De beugel zorgt er voor dat je tanden en kiezen rechter komen te staan. Zo kun je bijvoorbeeld beter kauwen. Ook je tanden poetsen gaat gemakkelijker. Daardoor blijven je tanden en kiezen gaaf en gezond. En een mond met rechte tanden ziet er natuurlijk mooi uit.

Een beugel trekt of duwt je tanden en kiezen in de goede richting. Een beugel moet je regelmatig laten bijstellen. Dan blijft hij je tanden en kiezen de juiste kant op duwen. Gemiddeld moet je twee tot drie jaar een beugel dragen. Dat is niet altijd dezelfde. In je hele beugelperiode heb je vaak verschillende beugels nodig.

Naar wie ga je voor een beugel?
Je eigen tandarts kan een beugel voor je laten maken. Of je gaat naar een orthodontist toe. Dat is een beugeltandarts. Eerst kijkt hij hoe scheef je tanden en kiezen staan. Het kan zijn dat je nog te jong bent voor een beugel. Dan moet je kaak eerst nog verder groeien. Als je wel aan een beugel toe bent, maakt hij een afdruk van je boven- en ondertanden. Daarvoor moet je in een soort papje happen. Dat smaakt meestal naar pepermunt. Ook maakt hij röntgenfoto’s en gewone foto’s van je tanden en kiezen. Daarop kan hij zien welke beugel voor jou de beste is. 

Bij het volgende bezoek vertelt hij dat aan jou en aan je ouders. Meestal moet je één keer per maand voor je beugel terugkomen. In het begin duren deze bezoeken ongeveer een half uur. Later worden ze steeds korter. Je kunt niet altijd na schooltijd terecht. Misschien zul je daarvoor weleens een uurtje van school missen.